De tuin van Adri Duivesteijn
Gekakel en getokkel; de kippenren neemt de gehele achterwand van de tuin van Adri Duivesteijn in beslag. Tussen de kippen scharrelen kleine kwartels. De kwarteleitjes zijn binnen uitgebroed, onder een broedmachine die speciaal voor dat doel werd aangeschaft. Gefascineerd volgden Adri en zijn vrouw Liesbeth Janson het wordingsproces van ei tot donzig wezen, waarna het snaterende grut voorzichtig bij hun grotere soortgenoten werd ondergebracht. Marijke de Wit en Auke de Vries zijn goede vrienden van de Haagse politicus en zijn vrouw. Tijdens een bezoek aan hen maakte De Wit schetsen en foto’s van het bezige gevederde volkje. Thuis werkte ze die uit tot De Kippenren. Het is tevens een eerbetoon aan Duivesteijn. Hij overleed op 17 maart dit jaar, maar heeft het schilderij nog wel gezien. Hij werd er erg vrolijk van.
Van dicht naar open
De Kippenren zet de toon voor deze tentoonstelling. Vrijwel alle schilderijen ontstonden namelijk in de buitenlucht, om preciezer te zijn, in haar eigen achtertuin. Op het eerste gezicht is het heel ander werk dan de schilderijen die binnenskamers ontstonden en die zij in voorgaande jaren exposeerde. Met haar eigen raamkozijn als kader schilderde ze vaak vanuit de woonkamer de pui van de overburen, of van die ernaast, of gewoon een samengestelde fantasie gevel. De deuren zijn hermetisch gesloten, de gordijnen voor de ramen potdicht, een half opgetrokken jaloezie daargelaten. Van wat zich daarbinnen afspeelde of te gebeuren staat, wordt niets prijs gegeven. Het leven wordt door haar vanachter vensterglas, soms zelfs afgeplakt of ingepakt door een bouwstellage, geobserveerd en veilig op afstand gehouden. Geen mens te bekennen. Het is een geluidloze wereld waarin de tijd lijkt bevroren. Deze werken zijn onmiskenbaar Hopperiaans van sfeer.
Maar ramen kunnen loskomen van hun strenge gevels, gordijnen kunnen kieren en half opzij geschoven worden zodat een glimp van het achterliggende landschap zichtbaar wordt. En naarmate de stof lichter en transparanter wordt, komt de buitenwereld door het raam meer en meer naar binnen. Nog wel via een scherm, maar dat beweegt. De vitrages wapperen zachtjes op de stroom van een zwoel briesje. Je hoort de stof licht ruisen. Het is zomer, de zon schijnt, de lucht is vol verwachting.
De kippenren refereert aan het vroegere werk. Hoe kan het ook anders. Haar voorliefde voor stoffen en mooie doeken verloochent zich niet. Wie goed kijkt, ziet dat de achterwand van de ren evengoed als een langgerekte blauwe doek kan worden gezien, die over de hele breedte van de tuin is opgespannen, compleet met plooiingen.
De eigen achtertuin.
Via een houten trap kom je vanuit de bel-etage in de achtertuin. Een wilde schaduwtuin op het noorden, met hoge bomen en oude struiken. Een enkele struik is op sterven na dood, maar de vergankelijkheid heeft zo haar eigen schoonheid. De tuin is diep genoeg om op verschillende momenten van de dag en op wisselende plekken de zon te vangen. De natuur mag zijn gang gaan, onkruid wordt niet gewied, storende terrastegels en borders met fris zomergoed zijn afwezig. Op deze geheimzinnige plek installeert ze zich met ezel, doek en olieverf en wacht tot de zon op het gebladerte schijnt of de takken formatie van een volwassen boom belicht. Als een fauvist onttrekt ze felle kleuren aan haar tuin, zet doornig struweel in laaiend licht, laat de zandgrond warm oplichten en schildert de stakerige takken van een zieltogende boom tot nieuw leven.
Een houten tuintafeltje met dito klapstoeltjes staan in de schaduw tegen een dichtbegroeide achterwand. Als uit het niets staat daar een vrouw, links van het klapstoeltje. Een zeldzaamheid, want de menselijke figuur komt nauwelijks voor in haar werk. De vrouw staat in de schaduw, schuchter, tegelijkertijd frontaal, want dit is haar domein. Mogelijk overweegt ze om in het felle licht te stappen, wie zal het zeggen. Om te benadrukken dat de vrouw daar niet toevallig terecht is gekomen, heeft De Wit op haar kleding een paar witte en rode verfstreken aangebracht. Deze kleuraccenten maken haar aanwezigheid op die plek noodzakelijk, ze kan niet meer met stille trom vertrekken.
Annelies Haase, Oktober 2023
Eind jaren tachtig toen het plotseling veel minder ging met de grote regionale kranten legde ik enkele ideeën aan de hoofdredactie van de Haagsche Courant voor die mogelijk de oplage konden verhogen. Ik stelde onder meer voor om cd´tjes bij de zaterdagkrant te doen, die verband hielden met het verhaal op de cover van de zaterdagbijlage waar ik toen werkte. Het zouden associatieve keuzes moeten zijn, zoals je bijvoorbeeld aan de Vijfde van Beethoven denkt als je op de invasiestranden van Normandië staat. Toen ik in de De Ruyterstraat was om het werk van Marijke te bekijken begreep ik dat ze intimiteit nastreeft en dan met name op de spannende grens tussen privédomein en publieke ruimte. Als voorbeeld toonde zij een paar schilderijen waarbij ze vanuit haar venster naar de wereld op straat keek. Dus was de cd-keuze voor mij ook deze keer niet moeilijk. ‘Look through any window’, met als volgende regels (what do you see? Smiling faces all around); een nummer van The Hollies, een Engelse groep die in de jaren zestig in de slipstream van The Beatles grote hits scoorde.
Zelf typeert Marijke haar werk als melancholiek, terwijl ik daar als kijker anders over denk; ik zie er meer een warm, intens gevoel van levenskracht in. Je kunt je sowieso afvragen waarom u als introductie van het werk van Marijke de Wit naar mij moet luisteren, want ik ben hooguit een kunstliefhebber, geen kenner. Uit een eerder gesprek begreep ik dat ik die uitnodiging onder meer te danken heb aan het feit dat er inmiddels zoveel exposities van haar werk zijn geweest dat de lijst van mensen die er echt verstand van hebben uitgeput was. Er was nog een andere reden; een paar jaar geleden zag ik ook al werk van Marijke, toen voor de eerste keer, en ik vertelde haar hoe mooi ik vond. Maar ik begreep meteen dat ik nu dus zou moeten uitleggen waarom, zonder in kunsthistorische verhandelingen te vervallen.
Dat is moeilijk, soms weet je zelf niet waarom je iets mooi vindt; wat ik wel weet is dat er schilderijen of andere kunstwerken zijn waar ik een leven lang naar kan kijken omdat er achter die voorstellingen een wereld zit die diep en veelzijdig is, die aanknopingspunten heeft met beelden in mijn onderbewustzijn. Als je nu maar zorgt dat je het juiste kunstwerk in huis haalt dan heb je iets dat je verzoent met de harde, kakofonische wereld die ons omringt. Dát is het gevoel dat bovenkomt als ik naar het werk van Marijke kijk. Een groter compliment kun je volgens mij niet maken. Want zulke schilderijen doen meer dan je afleiden van de waan van de dag; ze doen je beseffen dat die harde, andere wereld, slechts een lelijke postzegel is op een verder prachtige ansichtkaart. Zúlke kunstwerken hebben we nodig. Juist nu.
Die opdringerige, schelle wereld waaraan ik refereerde is in het heden veel meer aanwezig dan in het verleden. Kon je je vroeger nog afsluiten van de boze buitenwereld, nu is dat bijna onmogelijk. Neem het onprettige aura van Trump, vroeger was het domein van zo iemand niet groter dan de krant en het radionieuwsbericht van het ANP. Nu trumpettert hij overal: kranten, radio, internet, televisie en op je telefoon, overal schettert hij in je oor; er is geen ontkomen aan. Totdat je naar kinderen kijkt die op straat spelen, of naar de zon die haar stralen over het lege strand laat scheren, of kijkt naar mooie schilderijen zoals die hier hangen.
U hoort het, ik doe mijn best om de schoonheid te vangen, maar het blijft ingewikkeld. Toch was er een moment waarbij ik meteen voelde wat ik bedoelde. Ik vloog gisteravond van Valencia naar Schiphol. Geen prettige omgeving zo’n vol vliegtuig; op mijn rij van drie stoelen zat in het midden een heel dikke Argentijn, korte broek, overhemd open tot de navel, benen als varkenshammen en tot overmaat van ramp begon hij ook nog te snurken. Maar terwijl de purser aankondigde dat de taxfree-verkoop zou beginnen, deed zich onverwacht een moment voor dat me aan het werk van Marijke deed denken. Zijzelf zou het waarschijnlijk melancholie noemen, ik denk aan schoonheid en een intense liefde voor wat ik zag.
Boven Oost-Frankrijk zwenkte het vliegtuig met een schuine bocht naar rechts en kon ik door het raampje aan de overkant naar de wereld schuin beneden mij kijken: ingelijst door het kunststoffen kozijn zag ik een patchwork van verkaveld land: goud, oker, verbleekt groen, lichtgeel, het was een eindeloze variatie die uitgespreid lag over een zacht glooiend heuvellandschap onder de herfstzon; hier en daar een dorpje en een paar boerderijen. Ik wist meteen waarom ik zo van dat grootse maar toch intieme landschap hield; het was tijdloos én oeroud, ik kende er de mensen, wist waar ze vandaan kwamen en wat hun voorouders deden, ik kende hun dorpen en steden.
Later verschenen de eerste Zeeuwse eilanden, de stervormige vesting van Den Briel en niet veel later scheerden we over Den Haag met in het midden, als een wit Legosteentje, het stadhuis van Richard Meier. En nu staan we hier voor deze ontroerende schilderijen waarin je – als je ze langer bekijkt – al die werelden kunt oproepen van zorgzaamheid, goede bedoelingen en schoonheid; het zijn vensters die uitkijken op een wereld waarin Trump slechts een voorbij drijvend wolkje aan de horizon is.
Casper Postmaa
Den Haag, 13 oktober 2018
Look through any window, yeah
What do you see?
Smiling faces all around,
Rushing through the busy town.
Where do they go?
Moving on their way,
Walking down highways and the by-ways
Where do they go?
Moving on their way,
People with their shy ways and their sly ways
Oh, you can see the little children all around.
Oh, you can see the little ladies in their gowns, when you
Look through any window, yeah,
Any time of day
See the drivers on the roads
Pulling down their heavy loads
Where do they go?
Moving on their way,
Driving down highways and the byways
Where do they go?
Moving on their way,
Drivers with their shy ways and their sly ways
Oh, you can see the little children all around.
Oh, you can see the little ladies in their gowns, when you
Look through any window, yeah,
What do you see?
Smiling faces all around,
Rushing through the busy town.
Where do they go?
Moving on their way
Moving on their way
Moving on their way
The Hollies, 1965
Over kunst spreken met de intentie om haar daardoor beter te begrijpen is een hachelijke, misschien wel onmogelijke zaak: beeldende kunst ‘begrijpen’ doen we met ons oog (ons vermogen om te kijken), zoals we ook muziek (al of niet) ‘begrijpen’ met ons oor. Dat is op zichzelf al een creatief proces. Maar wat we dan tenslotte ‘begrijpen’ valt moeilijk in woorden en begrippen te vatten. Dat is wellicht de reden dat men nog wel eens bij een opening zijn toevlucht neemt tot het spreken over de kunstenaar, over zijn of haar artistieke carrière en over invloeden, waar het werk kunsthistorisch gezien uit voort is gekomen, ‘waar het uit is ontstaan’. Ik zal dat niet doen, want de vraag waar een bepaald kunstwerk of oevre van een kunstenaar uit is ontstaan kunnen we ook op een heel andere manier benaderen dan kunsthistorisch. Die benadering gaat uit van het besef dat de kunstenaar een soort ontdekkingsreiziger, een onderzoeker is, die een nieuwe of vergeten, maar verrijkende wijze van zien of beleven op het spoor is, een wijze van zien, horen of beleven, een wijze van in de wereld staan, die ons zicht verdiept en verrijkt, en die de werkelijkheid verder onthult. Niet om wat we zien, horen of beleven gaat het hierbij, maar om een wijze van zien, om hoe we iets zien, horen of beleven. Om dat ‘hoe’ te ontdekken en uit te drukken schept de kunstenaar het kunstwerk. En als dat lukt, dan geeft dat een diepe vreugde. Die ontdekking en die vreugde willen we delen met anderen. Om dat ‘hoe’ te communiceren laat de kunstenaar ons het kunstwerk zien: “Kijk! Zó”. Hoe? “Zó!”. Het zogenaamde ‘onderwerp’ van een beeldend kunstwerk is het middel om ons te verleiden, uit te dagen tot een bepaalde manier van kijken. Zo ontsluit de kunstenaar een wijze van ervaren van de fundamentele rijkdom van de wereld van de verschijnselen. En hoe staat het met ons als kijker naar beeldende kunst? Zoals ik al zei, ook wij als toeschouwers gaan door een creatief proces. Dat proces begint met een zich open stellen, met onbevangenheid, nieuwsgierigheid ook. Tegelijk hebben wij door de jaren heen ook onze eigen wijzen van kijken ontwikkeld, die in dit creatieve proces meespelen. En zo wordt (ons kijken naar) het kunstwerk het raakvlak, het speelveld, waar de visie van de kunstenaar en die van ons elkaar ontmoeten en zich met elkaar mengen. Misschien valt dus niet over het kunstwerk zelf, maar wel over die ontmoeting iets te zeggen. Laat ik dat illustreren aan de manier van kijken, waartoe het werk van Marijke mij althans uitnodigt. Aan de ene kant zijn er de zichtbare schilderijen, waar het schilderplezier, en het genoegen in het uitbundig en virtuoos werken met kleur vanaf spat. Maar aan de andere kant - de diepere kant - die ons uitnodigt tot een wijze van kijken - is dat haar werk mij lijkt uit te nodigen het verborgene in het zichtbare te zien. Het zichtbare, dat ook heel transparant is geschilderd, verwijst naar het verborgene; het verborgene in de zin van de intimiteit achter de dingen, de verborgen, en soms nauwelijks grijpbare aanwezigheid van het geluk. Het verlangen naar intimiteit kennen wij allemaal, het is een diep verlangen in ons bestaan. De schilderijen van Marijke de Wit tonen mij dat deze intimiteit te vinden is in een wijze van zien van de werkelijkheid. Daarom is het ook een heel gelukkig feit, dat haar schilderijen nu in de Grünerie worden geëxposeerd. Dat niet alleen omdat deze ruimte, een menselijke en bewoonde ruimte is, maar in dit geval óók omdat er in deze ruimte nog een ander bijna verborgen spel met haar werk gaande is in de vorm van een aantal kleine plastieken, die door hun eigen transparantie met Marijke’s werk een speels verband aangaan. Ze zijn incognito, maar herkenbaar van de hand van Auke de Vries. Voordat we nu ons open oor te luister leggen bij wat de musici ons te vertellen hebben, wens ik u en de kunstenaars een inspirerend verblijf toe. De tentoonstelling is geopend!
Han de Wit, 7 mei 2017
Dames en heren, lieve Marijke en familie,
Afgelopen Woensdag, laat in de middag, zingend in de auto. Ik was op bezoek geweest bij Marijke, thuis – “de centrale plek van het leven” - en had de werken bekeken die vandaag, hier, om u heen hangen. Een hoofd vol sferen – de zomer, open waaiende gordijnen, de zinderende warmte van steen, de rust van een bank in de schaduw, verkoeling, een eindeloze zee, stillevens, sneeuw vanuit het veilige warme huis – ik zit nog steeds in de auto….
Het blijft lastig om je visuele waarnemingen, plus wat die bij je los maken, in woorden om te zetten, om te kunnen communiceren over beeldende kunst.
Maar het kan leiden tot zingen in de auto. Waarom raken die schilderijen me zo? Ofwel: wat is een echte “Marijke de Wit”?
Over haar onderwerpen – wat haar inspireert - en de titel van deze tentoonstelling heeft Marijke een prachtige, korte tekst geschreven in het Pulchri-blad, in het recente mei-nummer. Die onderwerpen gaan veelal over de grens tussen binnen en buiten, dichtbij en veraf. Binnen staat voor het huis – waar geleefd en gewerkt wordt. Buiten is de wereld, de buitenwereld, die ook van binnenuit kan worden bezien. De grens tussen binnen en buiten kan worden afgebeeld als ramen, gordijnen, gevels, of uitzichten (van binnenuit gezien). Maar de buitenwereld kan ook binnen komen, door voorwerpen - die Auke buiten vindt, binnen brengt, bewaart. Een zo door het toeval gerangschikte verzameling wordt gespot door Marijke, zij ziet een compositie en een stilleven is geboren.
De verbluffende eigenheid van Marijke’s beeldend werk zit ‘m niet alleen in de onderwerpen – die in de tijd overigens diverser zijn geworden. Dat eigene zit vooral in de uitvoering.
Allereerst het kleurgebruik. Een rijkdom aan kleuren; subtiel, in de zin van verfijnd, altijd met veel nuances in elk afgebeeld vlak. En als dat niet zo is, bijvoorbeeld in de blauwe oceaan of het rode vlak in een stilleven, valt het direct op. Het kleurgebruik is harmonieus, door de verschillende onderwerpen heen. Dat blijkt hier in de Voorhoutgalerie ook: ondanks de uiteenlopende onderwerpen vormt deze tentoonstelling een eenheid in kleur.
Er is altijd een spel met licht en schaduw.
Vormen en structuren zijn raak, trefzeker neergezet. Verrassend is het gebruik van verticale en horizontale lijnen, die leiden tot spannende vlakverdelingen, in gevels (nr 6), ramen (nrs. 1 en 2), of gordijnen.
[Voor een aantal voorbeelden verwijs ik u overigens naar een prachtig klein boekje, “Schilderijen van Marijke de Wit”, met een tekst van Jan de Goede – om mee te nemen]
“Ik vertel geen verhaal in mijn schilderij”, zegt Marijke desgevraagd, “ik heb wel een onderwerp nodig, en structuur, maar het gaat me niet om het verhaal maar om kleur, vorm, sfeer, intimiteit”.
Maar de beschouwer, dat bent u, dat ben ik, vindt in haar werk veel ruimte voor associaties, fantasieën, verhalen!
Het zijn geen statische beelden, het is nu even rustig, maar de dynamiek is paraat. Elk moment kan de rust verstoord worden, de afgeplakte ramen worden geopend, de schaar uit het stilleven wordt weer gebruikt, de vrouw in de schaduw op het bankje gaat aan de wandel… Het beeld, het schilderij wordt vervangen door visuele fantasieën, althans zo vergaat het mij.
Dus Marijke, al wil je geen verhalenverteller zijn, je beelden prikkelen de fantasie van de kijker.
Dichtbij en veraf, over grenzen tussen binnen en buiten. Er is in deze tentoonstelling ook “een veraf, van een lang vervlogen tijd”, een ongewoon schilderij. Nummer 3, een portret van een jeugdig, zomers stel, uit 1939, gebaseerd op een piepklein bruin fotootje; Marijke’s ouders. Ontroerend mooi, zeker nu u de achtergrond van dit werk kent.
Ik hoop u duidelijk te hebben gemaakt waarom ik zat te zingen in de auto.
Marijke, ik wil je geluk wensen met deze prachtige tentoonstelling.
Dank voor uw aandacht.
Boudewijn Peters
Kent u ze, dames en heren, misschien bent u het zelf. U komt ze vast wel tegen, mensen die al heel lang bij elkaar zijn. Dagelijks in elkaars nabijheid en niet uitgepraat raken. Vertellen wat je ziet, denkt, droomt. Soms heb ik het gevoel dat ik op een holletje naar huis moet -bij wijze van spreken- Het vertellen en luisteren gaat verder, niets bijzonders, triviaal, onbeduidend misschien, maar kan niet gemist worden.
En dan de verschillen van mening, opvatting, standpunt. Maar één thema stond nooit er discussie: Bargemon. Titel van deze tentoonstelling. De naam van het oord waar wij onze vakantie doorbrengen. De plek waar al deze werken zijn ontstaan in de laatste twee jaar.
Al 15 jaar deze bedevaart naar de zon. Alweer? Is dat niet saai? wordt soms gevraagd. Gelukkig wel denk ik dan. Maar er is wel iets wonderlijks aan de hand. Al 15 jaar op deze plek, en dan ineens is Marijke zo gefascineerd door het landschap dat ze het wil schilderen. Hoe gaat zoiets? Is dat zo ineens. Wat zag je dan al die voorgaande jaren? Waar was je. De vraag is interessant genoeg. Wat zie je allemaal als je NIET kijkt. Wat zie je NIET als je WEL kijkt? Waarneming is complex. Wij reden onlangs langs een bushalte-huisje, Marijke zegt 'zie je dat? - de kleuren van die man z'n jack zijn gelijk aan de kleuren van het affiche waar hij voor staat. Niet gezien. Toch noemde ik de kleuren. Iets niet gezien en toch in je herinnering. Opmerkelijk is ook het verschil in onderwerp. Diegene die het werk van Marijke kennen weten dat de aandacht voornamelijk binnen ligt. Binnenshuis. Ik neem u in gedachten dan ook even mee naar onze woning. Vele kamers, veel verschillende activiteiten. 'Een groot huis is een kleine stad' zei Aldo van Eyck de architect. Een mooi beeld. Iemands interieur dat is zijn universum. Zijn foudraal. Daar laat hij zijn sporen na, en daaraan is hij te herkennen. Sporen kan je nagaan. Hier ontstond de detectieve roman. Sporen veelal gevormd door de dingen, dingen voor betekenis. Roerloos vaak. Dit is het onderwerp van Marijke wat wij kennen. Met een veldezel trekt ze door het huis, zoals de impressionisten deden, maar dan binnen. Je ziet dat iemand een eigen klimaat rondom zichzelf tot stand brengt. Niet zo bewust, meer zoals een boom wortels heeft, die zie je ook niet. Maar o zo belangrijk. Schrijfer/dichter Josef Brodsky zegt over de dingen dat de liefde voor de dingen puur is, compleet. Want, zegt hij, de dingen vragen niets terug. Ik zie Marijke hier heel bedachtzaam mee omgaan.
Maar dan naar buiten. Niet te vergelijken. Hier geen stilstand. Een landschap maakt steeds veranderingen door. En hoe. Alleen op het heetst van de dag van de zuidelijke middag lijkt het alsof alles stilstaat. Maar de ochtend is anders dan de middag. Een warme nazomeravond of een winterochtend. De lente, de herfst, de zon. Een landschap kan ontspannen of gespannen zijn en dit alles speelt zich af in de ruimte, de ruimte van de wereld.
Na de hitte van het middaguur volgen de veranderingen elkaar snel op. Er komt weer schaduw, de onwaarschijnlijke luchten. De soms haast onnatuurlijkheid van de natuur. JE komt handen te kort, wil je dit schilderen. Bedachtzaamheid is er niet bij. En dan die rare techniek. Dat water wat maar alle kanten uitschiet. Je redt het gewoon niet. Maar er is tijdens dat schilderen, hoe kort ook, een grote verbondenheid met alles om je heen. Die introverte binnenwereld die ik u geschetst heb en het uitbundige buiten treffen elkaar in deze persoon, schilder, en nemen vooralsnog beleefd de hoed af voor elkaar. Of het op den duur tot vermenging komt valt nog te bezien.
Ja, wij hebben ernstig nagedacht over een heuse openeur voor deze tentoonstelling. Dat heeft iets spannends, iemand die de kunstenaar omzichtig besluipt om achter de herkomst van het werk te komen. Nog een optie was, vriend, dorpeling , Bargemon-kenner Peter Flaman in te vliegen. Maar ja, alleen bij totale uitverkoop hier hadden wij ons die luxe kunnen permiteren. Hij loopt hier rond, toch, gewoon omdat hij een liefhebber is. Na ampel beraad zei Marijke: jij moet het doen, jij was erbij. En ik keek ernaar, en dit is wat ik zag.
De eerste werken die ik van Marijke de Wit onder ogen kreeg waren etsen, eind jaren zeventig, waarin ze toen al het grensgebied tussen binnen en buiten, aan de orde stelde, de mogelijkheden onderzocht die ramen bieden om een bepaalde sfeer van de binnenwereld, de beslotenheid van een ruimte of het uitzicht op de buitenwereld tot uitdrukking te brengen. Geboeid door de meest alledaagse dingen op een kamer, kussens met plooien, stoelen, lampen, vitrages, waar gezeefd licht doorheen scheen. Sobere, eenvoudige en heldere etsen, in gradaties van zwart en wit, grijzen, soms met aquatint. Gevoelige, intieme, tedere werken. Etsen doet ze al geruime tijd niet meer. Etsen is een behoorlijke ambachtelijke bezigheid, waarbij de emotie over het beeld pas later ontstaat. Schilderen en tekenen, het maken van gouaches, is veel directer, beslissingen neem je sneller, het meer impulsief werken, dat ligt haar beter. Het meer beweeglijke en vloeiend schilderen in olieverf, laag over laag, iedere laag laten drogen in het prettige vooruitzicht dat het schilderij de volgende dag op haar wacht. Zo werkt ze graag. En als het even niet wil lukken er gewoon overheen kwasten.
De kwaliteit in haar werk wortelt daarin dat zij is in haar motieven altijd dichtbij huis is gebleven. Haar directe omgeving is na zoveel jaar nog steeds de belangrijkste inspiratiebron, de motieven die zij erin vindt worden vanuit verschillende invalshoeken en standpunten benaderd. Meestal het interieur van haar eigen huis, uitzichten of het niet-uitzicht uit ramen, het landschap dat ze vanuit een vakantie huis ervaart, voorwerpen uit huis, die in een stilleven terecht komen. Traditionele onderwerpen weliswaar, waar in de beeldende kunst nog wel eens geringschattend over wordt gesproken. Sterk en consequent als een kunstenaar een vast thema kan blijven onderzoeken, het uitbuiten, het experimenteren, ja misschien kun je wel spreken van het jongleren met eenzelfde thema. En zoals ze zelf aangeeft, het gaat haar niet om het vertellen van een verhaal, nee ze heeft die structuur en een onderwerp nodig, waarin het vooral om de vorm, de kleur, de sfeer moet gaan. Ze is een kunstenaar, die zich, wars van trends, aan de waan van de dag onttrekt.
Bij bezoek aan Marijke vertelde ze me dat ze met haar schildersezel door het huis trekt. Ze werkt vanuit de vele ruimtes in huis. Het verbeelden van interieurs, welke dat ook moge zijn (huiskamer, werkkamer, keuken, serre, zolder, atelier) is een gevoelige kwestie: veilige, knusse plekken van geborgenheid. Plekken waar je kunt wegdromen, verlangens je kunnen overvallen of onrust de kop opsteken. Een plek van intimiteit, waar liefde en verbondenheid met je naaste omgeving samenkomen. Ze laat concreet de voorwerpen en objecten zien die er op die plekken zijn. En de intimiteit, al is die meer verhuld aanwezig, geeft ze erin prijs.
Mij trof een werk dat niet op deze sprankelende tentoonstelling hangt, maar ik op haar atelier zag, waarop het uitzicht uit een raam niet te zien is. Het was een gesloten geheel, dicht geschilderd, er leek duidelijk een grens te zijn getrokken. Misschien was ze dat uitzicht vergeten, vond ze het lelijk, aannemelijker leek me dat ze zich voor de buitenwereld afsloot. Er klonk bewogen taal in door, niet alleen in het beeld, maar juist ook door het gebruik van een wat fellere bruin- rode kleur.
Interieurs, uitzichten, stillevens, landschappen, kun je op een of andere manier, ook de romantiek ervan blijven verbeelden? Marijke deinst er niet terug en dat is een bijzondere kwaliteit: zij zoekt ze op, buit ze uit, en integreert ze in af en toe ongrijpbare ruimten waarin dan weer mooi uitgewogen lege vlakken, of vlakken waar meer rauwe tegenover stille kleuren en heldere tinten staan. Evenwichtig in lichte en donkere passages, verstild, maar ook uitbundig. Hoe in vorm en kleur het licht straalt of schaduw verdonkert.
In het werk van Marijke de Wit worden we op een verfrissende verwarring onthaald. Ook hier: hoe langer je kijkt, hoe meer te zien, maar ook vaak minder houvast. Er kunnen ongerijmde dingen gebeuren, het spelen met perspectief, vormen die lijken los te komen en boven het vlak rondzweven. Je zou kunnen zeggen dat ze van haar onderwerpen weet los te komen. Ze schildert ze a.h.w. weg van hun oorsprong en geeft ze een eigen waarde. En onmiskenbaar hebben haar werken ook abstracte kwaliteiten.
Als je haar onderwerpen bekijkt, dan zullen sommigen dubben over de vraag wat er in godsnaam nog te schilderen valt. Marijke de Wit geeft het antwoord, nooit luidruchtig, maar wel erg duidelijk: veel. Er is nog veel te schilderen vanuit haar zicht op de wereld, en vanuit haar standpunt iets van die binnen- en buitenwereld zichtbaar te blijven maken. Ze schildert wat haar boeit en doet dat met verve, zoals deze tentoonstelling overduidelijk maakt.
Om te beginnen, maak ik even een omtrekkende kunsthistorische beweging.
Natuurlijk bent U vertrouwd met het feit dat wij mensen met elkaar wedijveren. We willen ons van elkaar onderscheiden en doen dat door te excelleren, door beter te willen zijn dan anderen.
Stelt u zich nu de situatie voor rond 1300 in Italie toen Giotto zijn kunsten begon te vertonen door de oude schema’s van de Byzantijns/christelijke traditie te doorbreken, en levensechte taferelen ging schilderen. Zijn personages werden mensen van vlees en bloed, expressief in gebaar en gezichtsuitdrukking, ruimtelijk, in verhouding tot elkaar en het interieur, de architectuur en het landschap.
Vanuit ons perspectief is het allemaal nogal ‘primitief’, maar historisch gezien waren deze noviteiten van groot artistiek belang.
Giotto stond aan het begin van de ontwikkeling van een nieuwe, levendige, naturalistische stijl. Tijdens de rest van de eeuw ontstond er getouwtrek tussen de traditie en de nieuwe opvattingen, maar ongeveer vanaf de ontdekking van het perspectief, rond 1440 is de strijd beslecht ten gunste van de nieuwe stijl. Het was de moderne kunst van de 15e eeuw.
Als je als leerling geluk had, naar een stad te worden gestuurd naar een meester met belangrijke opdrachten, kon je in de werkplaats, de kerken en kapellen de nieuwe mode bewonderen. En de leerling trachtte zijn meester te evenaren en te overtreffen.
De kunstgeschiedenis is de vertelling van de ontwikkeling en vervolmaking van dit naturalisme. Het is het verhaal van de vernieuwingen in compositie, en ruimte-indeling, van stofuitdrukking, lichtbehandeling, beweging en wat dies meer zij.
Wat ik wil zeggen is dat de wedijver en de vernieuwingen die er het gevolg van waren, werden bepaald door het verlangen de artistieke en technische problemen op te lossen die door het esthetische ideaal van de tijd werden voorgeschreven.
Dit ideaal heeft naar mijn smaak met het werk van de Hollandse Meesters in de 17e eeuw zijn volmaakte vorm bereikt.
Laten we het, wat de kunstgeschiedenis betreft, verder kort houden. Met de Romantiek ontstond een nieuwe orientatie, met als centraal leerstuk de individualiteit van de kunstenaar. Opnieuw speelde de schilderkunst een cruciale rol in de ontwikkelingen, niet het minst door het oude ideaal vanaf het kubisme, effectief af te breken.
Wat we moeten vasstellen, denk ik, is dat de artistieke inventies in toenemende mate een doel op zichzelf zijn geworden, los van een esthetisch ideaal, een overkoepelend program. Onze artistieke vrijheid is inmiddels ongelimiteerd, maar er bestaat geen dwingend kriterium meer om een kunstwerk van een willekeurig ander werk te onderscheiden. De contemporaine kunst is zonder twijfel een swingend avontuur, maar ze is ongetwijfeld ook stuurloos, pretentieus en narcistisch. Generaliserend gezegd, is innovatie, vernieuwing, niet langer het effect van een artistiek streven, maar de dwang van een marktmechanisme. Het nieuwe is voor het einde van het seizoen passé.
Als het niet om vernieuwing gaat, waar gaat het in de kunst dan wel om. En dan ben ik eindelijk bij het werk van Marijke. Want allereerst wil ik graag optekenen dat haar werk zich volledig, maar dan ook volledig onttrekt aan de waan van de dag. Want dit werk staat niet onder het dictaat van de markt en de mode, van de vernieuwing en de vooruitgang, maar staat in het teken van het leven.
Voor u is dit wellicht de constatering van een onnozele evidentie. Voor mij is het steeds weer een wonder, dat me de ogen opent voor de zuiverheid van een oprechte artistieke ontvankelijkheid.
Ik heb niet de indruk dat Marijke bewust een esthetisch ideaal uitdraagt. Zij volgt haar intuitie en schildert wat haar boeit en wat ze mooi vindt. Juist dat betekent, dat haar werk in de diepte is gevormd door de traditie die ik u net kort schetste en het betekent dat die traditie, ondanks het tumult van de verwarring, een waarde vertegenwoordigt die nog steeds levensvatbaar is.
Het naturalisme van Marijke is zo oud als de minoische fresco's en in haar handen een universeel instrument om een nieuwsgierige betrokkenheid met het leven en de wereld vorm te geven.
Als we het formeel moeten zeggen bestaat het oeuvre van Marijke uit portretten, landschappen, stillevens, interieurs en wat ik bij gebrek aan beter gevelgezichten noem.
De stillevens en interieurs vindt zij in de dingen en de ruimte om haar heen, in de vertrouwdheid van haar eigen huis en atelier. Om zich heen bevindt zich ook het landschap dat ze schildert, rond het huis in Bargemon. Thuis is het de tuin, of het uitzicht op de tuin, of de luchten voor zover die zichtbaar zijn door de ramen van het atelier.
Marijke schildert meestal op een directe manier. We blijven de penseelstreken zien. En door die spontaniteit onstaat, samen met de hevigheid en helderheid van de kleuren, een grote levendigheid. In deze kleurenrijkdom en directe wijze van schilderen, vooral ook in de vroege portretten van haar kinderen, zie ik een duidelijke verwantschap met de Vlaamse schilder Rik Wouters. Ook hij schilderde direct in een levendige toets, de dingen om zich heen; talloze malen zijn interieur met geliefde vrouw, in een mooi kleed en een bos tulpen op tafel. Hier is het leven een feest. Dit alles is wat mij betreft een weerspiegeling van de levensvreugde en de levensvierende kant in het werk van Marijke.
Dit aspekt, wordt, naar mijn gevoel, niet zozeer overschaduwd als wel in balans gehouden door een tegenwicht. In veel schilderijen zinspeelt Marijke op de verhouding tusen binnen en buiten. In feite schildert ze een grens. We zien dat in de vorm van een massief gesloten gevel, of de half geopende luiken van verder ondoordringbare ramen. Een meer vloeiende grens komt meerdere malen voor, in de vorm van zacht bewegende vitrages in de zomerwind, of net niet gesloten of geopende gordijnen. Gordijnen hebben sowieso een prominente plaats in haar werk.
In deze werken proef ik een verwantschap met Edward Hopper. Door de stijl en de gevels die hij schilderde, maar vooral doordat hij zo indringend de existentiele eenzaamheid van de mens heeft geschilderd. Bij Marijke is dat zeker niet zo sterk het geval, maar door de indirecte thematisering van deze grens, ontstaat een tegenstelling tussen de beschutting en vertrouwdheid binnen en de gevaren en weerloosheid buiten.
Met deze metaforen en de vreugdevolle overgave van de kleur enerzijds, ontstaat de subtiele suggestie van een mogelijk onheil. In deze tentoonstelling krijgt dat uitdrukkelijk vorm in een verwijzing naar die andere grens, die de onherbergzaamheid van onze eindigheid markeert. Althans, zo beleef ik de verschijning van enkele grafstenen, die overigens, nogal in tegenspraak met hun functie, een merkwaardig lichtzinnig karakter vertonen.
De grens tussen binnen en buiten, wordt bij uitstek belichaamd door het huis. Bij nadere beschouwing is het huis, de onuitgesproken plek, het centrale onderwerp van Marijke. Niet zozeer omdat daar nu eenmaal wordt gewerkt, maar omdat daar op de eerste plaats wordt geleefd. Daarbuiten is de wereld. Het huis is een centrum, de centrale plek van het leven.
Het is ook, zeg ik zeer voorzichtig, de plek van de vrouw.
Buiten zijn de mannen, daar is de strijd.
Voor mij als man en arme intellectueel, is het werk van Marijke, als bezinning op het huis, de plek van geborgenheid en vertrouwen.
Als een oeuvre een zelfportret is, is het werk van Marijke het portret van die plek.
2018. Pulchri Studio. 'op de grens’
2017. Stichting Grunerie. Schilderijen en gouaches
2014. Pulchri Studio. ’Schilderijen ' 2011 - 2014 ‘
2014. Groeps tentoonstelling Galerie Wijnstraten te Dordrecht, ' Verborgen werelden’, schilderijen.
2011.Pulchri Studio. Schilderijen ‘Dichtbij en Veraf’
2009. Pulchri Studio. Gouaches, zomer in de Winter’
Pulchri Studio. 2006 'Schilderijen ‘
2008. Galerie Haas te Wiesbaden. Schilderijen en sculpturen van Auke de Vries
2007. Galerie Jacoba Wijk in Wehe den Hoorn. Schilderijen en sculpturen van Auke de Vries.